SV | En Ezau haatte Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden. |
WLC | וַיִּשְׂטֹ֤ם עֵשָׂו֙ אֶֽת־יַעֲקֹ֔ב עַל־הַ֨בְּרָכָ֔ה אֲשֶׁ֥ר בֵּרֲכֹ֖ו אָבִ֑יו וַיֹּ֨אמֶר עֵשָׂ֜ו בְּלִבֹּ֗ו יִקְרְבוּ֙ יְמֵי֙ אֵ֣בֶל אָבִ֔י וְאַֽהַרְגָ֖ה אֶת־יַעֲקֹ֥ב אָחִֽי׃ |
Trans. | wayyiśəṭōm ‘ēśāw ’eṯ-ya‘ăqōḇ ‘al-habərāḵâ ’ăšer bērăḵwō ’āḇîw wayyō’mer ‘ēśāw bəlibwō yiqərəḇû yəmê ’ēḇel ’āḇî wə’aharəḡâ ’eṯ-ya‘ăqōḇ ’āḥî: |
En Ezau haatte Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Ezau haatte Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!